Cursus nabestaan

Over rouw kan Mylou Frencken meepraten, maar wel graag op haar eigen manier, zoals in haar nieuwste show De RouwRevue. ‘Dat Bert dood heeft moeten gaan zodat ik tot bloei kon komen, vind ik heel erg.’

Halverwege haar nieuwe show geeft Mylou Frencken een tip. ‘Als iemand huilt, láát diegene dan. Mensen denken altijd maar dat ze moeten troosten. En dat troost een kurk is, zodat het stopt.’

Het is een van de vele ongemakkelijke situaties die de cabaretière – bekend als de barvrouw in de kennisquiz Met het Mes op Tafel – vrolijk benoemt. Van de begrafenisondernemer die zegt dat de dode ‘er mooi bij ligt’, tot de koffie met plakjes cake en het uitkiezen van het lettertype op de grafsteen: het komt allemaal voorbij in De RouwRevue, de voorstelling waarin ze samen met kleinkunstenaar Pieter Tiddens een avondje stilstaat bij de dood.

Vooral aandacht is er voor wat er ná de dood komt: het rouwen. In sketches en liedjes, tegen een huiselijk decor van streepjesbehang en een bloemetjeslamp, onderzoeken de cabaretiers samen met het publiek hoe je dat eigenlijk moet doen. ‘Hoe besta je na?’ vragen ze zich af. ‘Hoe leef je door?’

Mylou Frencken (47) verloor in 2006 haar man, cabaretier Bert Klunder, en bleef achter met hun 10-jarige dochter Madelief. Twee jaar later stierf ook haar vader. Ze schreef haar gevoelens van zich af in een wekelijkse column voor het tijdschrift Esta – later gebundeld in het boek Zonder Bert. Ook bezong ze in het cabaretprogramma Alles nog prachtig de vijftien jaar die ze samen met haar echtgenoot had geleefd.

Het idee voor De RouwRevue kwam van een lezeres die haar een brief stuurde. ‘Die vrouw had net haar kindje van twee weken oud verloren’, vertelt Frencken. ‘Ze had een gezin en een baan, haar leven ging keihard door. Ze vroeg zich af: hoe moet je rouwen? En wanneer? Er is niemand die je dat vertelt. Daar wilde ik wel een voorstelling over maken.’

Rouwverwerking
De bedoeling was dat allerlei mensen aan het woord zouden komen over rouwverwerking. Een mozaïek-uitvoering, zoals de Hormonologen (2010), waarin Frencken met actrice Ineke Veenhoven in een voorstelling van Yvonne van den Hurk de ongemakken van de overgang in zang, spel en dans uitdrukte. Maar toen ze ging schrijven, bleek er nog van alles over haar eigen rouwproces te zeggen. ‘Uiteindelijk gaat De RouwRevue dus toch weer over Bert’, zegt Frencken.

De Haarlemse praat zoals haar huis is ingericht: kleurrijk en chaotisch. Soms begint ze een verhaal waarvan ze niet weet waar het eindigt, onderbreekt het met een proestende, hoge lach, om daarna weer ernstig door te vertellen. Precies zo zit haar show in elkaar: de verschillen tussen de sketches zijn groot, een verdrietig liedje wordt opgevolgd door een humoristische monoloog. ‘Een revue is wat mij betreft de beste vorm voor dit onderwerp’, zegt Frencken. ‘Als je rouwt, beleef je een wirwar aan emoties. Iedereen heeft het altijd over fases, maar dat is allemaal gelul. Alles komt tegelijk en je weet helemaal niet wat je ermee aan moet.’

In de voorstelling wil ze stilstaan bij dit verwarrende, onveilige gevoel, waarmee iedereen die iemand verliest vroeg of laat te maken krijgt. ‘We willen dat het er gewoon een avondje over gáát.’

Frencken leerde Bert Klunder kennen toen ze 24 was. Zij kwam net van de kleinkunstacademie, hij – tien jaar ouder – had al een paar succesvolle cabaretprogramma’s op zijn naam staan. Ze keek tegen hem op. ‘Bert had zo’n uitstraling alsof hij alles snapte van de wereld. En hij had ervaring. Ik dacht: deze man gaat mij helpen een weg te vinden in het theater. Dat deed hij ook, maar tegelijkertijd had hij zelf een enorme ambitie op het toneel te staan. Dat botste.’

Verliefd stel
In de jaren negentig maakten ze twee voorstellingen samen. In Visch en Fruit speelden ze een verliefd stelletje, met Frencken als een wereldvreemd en timide meisje dat het gevloek van haar vriend lijdzaam verdroeg. Het vervolg heette Varkens wassen, waarin het stel was getrouwd. De bedoeling was dat er een derde gezamenlijke voorstelling zou komen, maar Frencken haakte af. Ze was haar lol in het spelen kwijt. ‘Het lukte me niet artistiek uit de verf te komen naast die grote man, die met zijn boude uitspraken het publiek op zijn hand had. Ik voelde me overvleugeld door hem.’

Toen haar man overleed, was Frencken net op dreef met haar eigen carrière. Haar eerste cd verscheen, ze gaf optredens en schreef wekelijks een nieuw liedje voor het AVRO-radio-programma Andermans Veren. Na zijn dood kwam ze als theatermaakster maar ook als schrijfster tot bloei. ‘Ik had altijd al columnist willen worden en nu had ik iets wezenlijks om over te schrijven. In Alles nog prachtig ben ik over hem gaan vertellen op het toneel. Mijn werk gaf me de mogelijkheid woorden te geven aan mijn gevoel.’

Het was voor Frencken een verwarrende periode. Ze had verdriet, maar voelde zich tegelijkertijd bevrijd van wat ze in De RouwRevue een ‘best lastige relatie met een behoorlijk aanwezige persoon’ noemt. Haar echtgenoot was grappig, getalenteerd, liefdevol, maar ook dominant. ‘Hij had vaak een oordeel over dingen, waar ik wat ruim-denkender was. Hij leek erg op mijn vader. Die trok al conclusies voordat je wat had gezegd. Zo van…’

Zet een zware stem op:

‘Dus het gaat eigenlijk allemaal wel goed?

Het waren geen vragen die hij stelde, maar conclusies met een vraagteken erachter. Bert kon dat ook doen. Hij grossierde in zinnen als: ‘Weet je wat jij moet doen, jij moet gewoon…’ en dan kwam er weer een goeie raad.’

Vlak nadat Klunder zijn tweede hersenbloeding had gehad, belde ze vriendin Angela Groothuizen om te vertellen dat hij het deze keer niet ging halen. ‘Angela viel even stil, en zei: dan moet je maar kijken wat het leven nog meer voor je in petto heeft. Toen al – Bert was nog niet eens dood – begon bij mij iets verwachtingsvol te kriebelen. Ik wilde wel eens zien wat er nog meer te beleven was in de wereld.’

Onenightstand
Ze ging naar elk feestje, had onenightstands, viel van de ene verliefdheid in de andere en verhuisde van Alkmaar naar Haarlem, de stad waar ze opgroeide. ‘De verwachting van de buitenwereld is dat je je huilend in huis opsluit. Dat gebeurde bij mij helemaal niet.’ Frencken wilde laten zien dat ze ‘best een leuk leven alleen kon leiden’, vertelt ze in De RouwRevue. Dat ze het heerlijk vond niet meer elke dag vlees te hoeven klaarmaken, dat zij óók heus wel een gesprek over verzekeringen kon voeren.

Ze is even stil. Dan: ‘O wacht even hoor, anders wordt het zo’n zwart-wit verhaal over de vrouw die zich liet ondersneeuwen door haar man. Het lijkt misschien of ik na Berts dood alleen maar opgelucht was, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik was ook heel verdrietig, ik hield heel veel van hem. Maar tegelijkertijd was ik mezelf opnieuw aan het uitvinden. Ik moest me echt van hem losmaken.’

‘Als tegenreactie viel ik op totaal andere mannen dan Bert. Uiteindelijk bleken zij allemaal enorme issues met zichzelf te hebben. De een was verslaafd aan alcohol, de ander depressief. Ik liet ze steunen op mijn vrolijke karakter. Daardoor ging het telkens tóch weer over hen in plaats van mij.

Na twee jaar stortte Frencken in. ‘Toen bleek dat ik nog van alles te verwerken had. Ik besefte dat ik nooit echt voor mezelf had gekozen. Ja, Bert was dominant, maar ik stelde me ook afhankelijk op. Dat is een eigenschap die bij iedere man weer tot uiting kwam.’

Veilig
Inmiddels is Frencken anderhalf jaar samen met journalist Frénk van der Linden. Weer die schaterlach: ‘Ook niet bepaald een onopvallende man.’ Maar bij hem voelt ze zich veilig, zegt ze. ‘Bert kon echt lijden aan het leven. Frénk heeft zijn zwaarmoedige momenten, maar voor hem is het glas altijd halfvol. En ik laat zelf ook niet meer zo snel over me heen lopen.’

Ze noemt een voorbeeld: ‘Van vakanties maakt Frénk altijd een heel project: er moet gegeten worden in culinair verantwoorde restaurants, we mogen maar twee nachten in één hotel en dan weer door. Alles is altijd tot in de puntjes geregeld. Deze zomer heb ik gewoon een huisje geboekt in Portugal, zonder overleg. Het was even slikken voor hem, maar hij vermaakte zich vanaf de eerste seconde prima.’

Het knaagt wel, zegt Frencken. Dat Klunders dood haar meer zelfinzicht heeft gegeven. En dat haar werk daardoor meer diepgang heeft gekregen. ‘Bert heeft dood moeten gaan zodat ik tot bloei kon komen. Dat vind ik heel erg. Ik zit constant te denken: was ik maar meer voor mezelf opgekomen toen hij nog leefde. Hadden we maar beter met elkaar gecommuniceerd.’

Dat knagende gevoel vormt ook het onderwerp van haar slotmonoloog in De RouwRevue. ‘Het zat in mijn systeem om nee te voelen maar ja te zeggen’, roept Frencken tegen het publiek. ‘Ik had veel eerder nee moeten roepen zodat we elkaar weer verstonden.’ Ze eindigt met Pieter Tiddens in een uitbundige dans, tot hij haar loslaat en ze in haar eentje op het toneel staat.

‘Het erge van de dood is dat je van elkaar wordt gescheiden, zonder dat je kan uitvechten waarom’, zegt ze. ‘Je wilt nog van alles tegen die persoon zeggen, maar hij is er niet meer. Het enige wat je kunt doen, is in je eentje met al die emoties dealen. Ik geloof dat ik dat nu kan.’

Dit artikel verscheen in de Volkskrant. Bekijk hier het artikel in PDF: 1,2.

Cursus nabestaan1 kopie
Cursus nabestaan2 kopie