Waarom het zo lang duurde voordat ik over Justin kon schrijven

Pas vijftien jaar na zijn overlijden durf ik te schrijven, zelfs te publiceren, over mijn broer Justin. Aan dit moment is een lang proces vooraf gegaan.

Voor het onderzoek naar Justin, die in 2005 suïcide pleegde, interview ik verschillende mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in zijn leven. Steevast begint de geïnterviewde het gesprek met een eigen ervaring. Een vader, een ex, een klasgenoot, een vriend: iedereen kent wel iemand die aan zelfdoding is overleden.

‘Het is goed dat je dit doet,’ krijg ik vaak te horen. ‘Er is nog zoveel onbekend over zelfdoding. Er móet meer over gesproken worden.’ Deze reacties sterken mij in de overtuiging dat ik vooral dóór moet gaan. En dat ik iets te vertellen heb. Maar dat is niet altijd zo geweest. 

Precies de goede stappen
Als klein meisje dat zich graag verloor in boeken, was ik al bezig met schrijven. Het begon met fictieve verhalen. Over een meisje dat kanker kreeg of over een toverstokje waarmee je naar andere werelden kon reizen (zware en lichte kost, zal ik maar zeggen). Daarna ging ik mensen observeren en schreef ik mijn bevindingen op in een dagboekje.

Later heb ik eigenlijk precies de goede stappen gevolgd om schrijver te worden. Ik ben Nederlands gaan studeren, heb bijbaantjes gehad in de uitgeverswereld en stage gelopen bij een tijdschrift. Maar nooit kwam het in me op dat ik van schrijven mijn beroep kon maken. Die gedachte durfde ik pas toe te laten toen ik mocht toetreden tot de master journalistiek aan de UvA.

Hier leerde ik de finesses van het vak en kon ik mijn schrijftalent tot ontplooiing laten komen. Maar ik leerde er ook iets cruciaals áf, namelijk om mijn teksten persoonlijk te maken. De opleiding was vrij conservatief: als journalist doe je verslag van de wereld, je houdt jezelf buiten de tekst, zo leerde ik. Na anderhalf jaar beuken was dat idee er zo in gestampt dat het even duurde voordat ik het weer los kon laten.

Verlaat rouwproces
Ik werkte twee jaar bij de Volkskrant als verslaggever, een geweldige ervaring waar ik voor de rest van mijn carrière wat aan zal hebben, maar ik voelde dat mijn pad elders lag en ging weg. Ik besloot te gaan freelancen en specialiseerde me in diepte-interviews en persoonlijke verhalen ‘over het leven’. Het leven van anderen welteverstaan. Ik schreef verhalen over rouw, psychiatrie en suïcide, maar het ging nooit over mijn eigen ervaringen.

In 2015 ging ik voor het eerst over mijn broer schrijven. Ik voelde dat er wat ‘uit’ moest. Deze teksten waren kwetsbaar, pijnlijk en doordrenkt van onverwerkt verdriet en liet ik daarom aan niemand lezen. Het was meer een soort verlaat rouwproces dan een serieuze poging tot publicatie.

En toen raakte ik zwanger van mijn oudste zoontje en zag ik er totaal niet meer het nut van in. Waarom stilstaan bij het verleden, als de toekomst in me groeit? Ik wilde dóór! 

Het lukte me best even om dat vol te houden. Totdat diezelfde oudste zoon, inmiddels 4, me afgelopen zomer vragen begon te stellen over ‘oom Justin’. Hij wilde weten of er in de hemel ook auto’s en garages waren. Ik antwoordde zo kalm mogelijk maar vanbinnen voelde ik paniek opborrelen. Nu ging het nog om een onschuldige, lieve kindervraag, maar wat nou als hij ouder wordt en meer wil weten over zijn oom? Wat ga ik dan vertellen?

De schaamte voorbij
Ik besloot weer te gaan schrijven en merk dat het me nu veel beter afgaat. Ik kan me beter verhouden tot het onderwerp en besef dat het niet over mijzelf gaat, maar over universele thema’s waar iedereen mee te maken krijgt. Ik ben de schaamte en het schuldgevoel voorbij en zie in dat ik mijn broer in leven kan houden, omdat ik me voor het eerst écht in hem durf te verdiepen. Of ik er nou twee of duizend mensen mee bereik, of er nou een boek uitrolt of niet. Justin is here to stay. En daarom schrijf ik verder.